Leen Voet. Alda & Armand - Recensie in De Witte Raaf.

auteur: Laura Herman
download: de-witte-raaf.pdf

Op een zomerdag zo’n acht jaar geleden, vroeg de Brusselse kunstenaar Leen Voet haar vader Armand of hij een reeks tekeningen voor haar wilde maken. Alledaagse en decoratieve objecten uit de domestieke sfeer – een schaar, een waterkan, een parkietje op een tak – gaven aanleiding tot achtentwintig tekeningen, gemaakt in een onbevangen kinderlijke stijl met potlood op A4-papier. Dat de kunstenaar Drawings By My Father (2011-12) vervolgens presenteerde in haar solotentoonstelling bij galerie Trampoline, wijst op een fascinatie voor de kunstenaar die geen kunstenaar is en de relativiteit van een oeuvre. Dezelfde preoccupaties zijn ook in ander reeksmatig werk te herkennen: in Felix (2009-10), een boek bestaande uit 774 werken op papier gebaseerd op een deel van het oeuvre van Felix de Boeck, of in het recentere Bert Vandael (2016-18), een reeks herinterpretaties van aquarellen die Voet maakte tijdens haar opleiding bij Bert Vandael, die haar van 1987 tot 1989 wekelijks de opdracht gaf het landschap te schilderen op basis van de onmiddellijke waarneming. Of het nu gaat om een belangstelling voor het ambacht en de traditie van het schilderen, voor de opdracht en de transactie, of voor de (economische en culturele) valorisatie van het kunstenaarschap, elke reeks ontstaat vanuit een – vaak ambigue – dialoog of affiniteit met een artistiek gebaar of creatieve praktijk waarvan Voet de motieven en vormelijke taal vrijelijk kopieert of abstraheert.

In 2016 keerde Voets vader de rollen om. Hij schonk haar vier handdoekjes met gezeefdrukte florale patronen uit de jaren zeventig, die hij al die jaren bewaard had, op voorwaarde dat ze er schilderijen van zou maken. Met hun sterk afgelijnde kleurvlakken en geometrische stilering sluit het textiel esthetisch nauw aan bij het werk van de kunstenaar. Voet nam haar vaders vraag ter harte. Het is de haast ontroerende onbevangenheid van een dergelijke aanleiding, bevrijd van elke vorm van legitimatie, die haar kunst inspireert. Ze maakte een reeks olieverfschilderijen op groot formaat onder de titel Alda & Armand, want niet toevallig dienen de namen van de kunstenaars of personen wiens werelden de kunstenaar conceptueel infiltreert ook als titels van haar reeksen, in dit geval die van haar ouders, of zeg maar opdrachtgevers.

In CIAP, gevestigd in het voormalige provincieraadsgebouw van Limburg, worden zeven schilderijen uit de reeks getoond in de streng symmetrische ruimte die ooit dienst deed als de ‘Salle d’adjudication et du conseil de milice’ (de zaal van aanbestedingen - militieraad). Daar zijn de werken op systematische wijze in de raamkozijnen gemonteerd tussen figuratieve schilderijen die verwerkt zijn in de architectuur. Vier doeken (Alda & Armand #01– #04, 2018) zijn minutieus geschilderde, uitvergrote kopieën van de handdoekjes; twee andere versies (Alda & Armand #05–#06, 2018) zijn herwerkt volgens een strak geometrisch systeem van rechte lijnen en scherpe hoeken op een droog geschilderde onderlaag in lijn met vorig werk; een laatste versie (Alda & Armand #7, 2018) – een eerder contrair schilderij – is pasteuzer geschilderd, sneller en slordiger: het is een ode aan de schijnbare onvolmaaktheid van het dilettantisme, aan het plezier van het ongecompromitteerd schilderen dat verrast en ontroert.

Voets werk gaat echter verder dan de humoristische commentaar op de ongeschreven regels van de kunst, op het academische en het instituut; ze schildert ook om te begrijpen hoe ze zich verhoudt tot de traditie en het lokale, waartoe ook ‘de school’ of ‘het kerngezin’ behoren. In CIAP wordt dat gevoel van interioriteit versterkt door de manier waarop de schilderijen, zowel architecturaal als inhoudelijk, naadloos geïntegreerd zijn in de gesloten, op zichzelf teruggeplooide kamer, waar alle relaties met het buiten geweerd worden: de ramen zijn geblindeerd, het publieke leven en de maatschappij zijn slechts aanwezig in de historische beelden aan de wand. Uit Voets werken spreekt een fauvistische tendens om zich via kleur en abstractie los te wrikken van de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid, haar werk lijkt uit te gaan van een psychologische diepgang in het platte vlak dat – ondanks en dankzij de tendens tot abstractie – opgeladen is met sentimenten uit de sfeer van het kleine, het huiselijke en het persoonlijke. Bovendien gaan haar schilderijen in het ruimtelijk universum van rechten en plichten een opmerkelijke dialoog aan met de allegorische voorstellingen van ‘Le devoir civique’ (de burgerlijke plicht) die verwerkt zitten in de neomiddeleeuwse lambrisering. Het zijn zinnebeeldige portretten van acht figuren, die, net zoals Voets florale patronen streng omlijnd door gekleurde kaders, zweven tegen een blanco achtergrond, en daardoor hoogmoedig weigeren een relatie aan te gaan met de buitenwereld waar ze symbool moeten staan voor algemeen geldende levenswaarden en overtuigingen.

Het is opmerkelijk dat architect Paul Saintenoy in 1910 voor deze schilderijen beroep deed op Jos Damien, een jonge onervaren schilder uit Halen voor wie deze prestigieuze opdracht wordt gezien als het ‘officiële’ begin van zijn schilderscarrière. Voor de andere interieurelementen werkte Saintenoy voornamelijk met gevestigde kunstenaars samen. Mogelijk was hij op hoogstpersoonlijke wijze geraakt door het werk van de onbekende schilder, net zoals Voet onder de bekoring kwam van de anoniem gemaakte florale motieven. Je kan je afvragen wat dan nog de waarde is van erkenning, als het effect dat een werk op de toeschouwer heeft daar helemaal los van staat. En of het persoonlijke en het particuliere – zelfs in universele of anonieme vorm – indrukken kan overbrengen die regels, ingesleten verwachtingen en machtsmechanismen overstijgen. Het zijn vragen die gaan over vertrouwen geven, over anders kijken, over het regelloos plezier van het schilderen, en die in Alda & Armand onmiskenbaar worden opgeroepen.

 

• Leen Voet. Alda & Armand, was tot 17 februari te zien in CIAP, Lombaardstraat 23, 3500 Hasselt.

 

 Laura Herman. De Witte RaafEditie 198 maart-april 2019